Proefschriften
Proefschriften
Op 7 juli 2021 promoveerde Manon Gijtenbeek op cardiovasculaire aandoeningen bij monochoriale tweelingen. In haar proefschrift liet ze onder andere zien dat hartafwijkingen voorkomen bij ongeveer 11% van de tweelingen die behandeld zijn met laserbehandeling voor het tweelingtransfusiesyndroom. Klik hier om het proefschrift van Dr. Gijtenbeek te lezen.
Het foetale therapie team van het LUMC staat voor optimale diagnostiek
Shuntplaatsing
Wat is shuntplaatsing?
Als er sprake is van een LUTO of hydrothorax is het mogelijk een shunt te plaatsen. Het doel van de shunt(s) is het afvloeien van overmatig blaasvocht bij de LUTO of overmatig longvocht bij de hydrothorax. Een shunt is een klein slangetje of een stent, die via een naald wordt ingebracht. Het ene uiteinde komt in de blaas of borstkas van de foetus te liggen, het andere uiteinde in het vruchtwater. Hierdoor kan het teveel aan vocht in de blaas of borstkas aflopen naar het vruchtwater, waardoor de omliggende organen ontlast worden.
Afbeelding 1. Een stuntplaatsing bij een foetus met een hydrothorax. . Met een instrument wordt een shunt in de borstkas van de foetus geplaatst, waardoor het overschot aan vocht af kan lopen. Illustratie door Amanda Gautier.
Voor de ingreep
Opname op de afdeling
Op de dag van de shuntplaatsing wordt u opgenomen op de afdeling Verloskunde J7-Q (GeboorteHuis). De behandeling vindt plaats op de behandelkamer, die zich op deze afdeling bevindt.
Ter voorbereiding op de ingreep krijgt u een infuus. Met behulp van dit infuus kunnen we voorafgaand aan de ingreep antibiotica toedienen.
Een half uur voor de ingreep krijgt u een zetpil Indocid. Dit zorgt ervoor dat u tijdens de ingreep zo min mogelijk harde buiken heeft.
Naar de behandelkamer
Op het tijdstip van de shuntplaatsing wordt u naar de behandelkamer gebracht. Het team dat u gaat behandelen, is daar aanwezig. Dit team bestaat uit de behandelend gynaecoloog die de behandeling uitvoert, de arts foetale geneeskunde die de begeleidende echo maakt en er zijn een of twee verpleegkundigen aanwezig om te assisteren.
Uw partner of een ander vertrouwenspersoon kan tijdens de ingreep in de behandelkamer aanwezig zijn en zit bij u aan het hoofdeinde, net als bij het maken van een echo.
De ingreep
Voordat de ingreep van start gaat, zal de foetus in het been of in de bil een prik krijgen. Hierbij wordt een pijnstiller toegediend, en ook een middel dat ervoor zorgt dat de foetus een paar uur minder beweeglijk is, en goed stil blijft liggen tijdens de ingreep. In sommige gevallen zal in overleg met uw gynaecoloog sedatie of pijnstilling aan u via het infuus gegeven worden. De medicatie werkt snel omdat we het direct kunnen toedienen in de bloedbaan. Tevens wordt plaatselijke verdoving op de plek van de introductie gegeven. U zult nog wel voelen dat er iets gebeurt, maar de scherpe pijn is weg of is er kortdurend.
Vervolgens wordt via de buikwand een dun instrument ingebracht. In dit instrument zit de shunt. Met dit instrument wordt de shunt ofwel in de borstkas ofwel in de blaas ingebracht, afhaneklijk van de aandoening. De behandeling zelf duurt tussen de 30 tot 45 minuten.
Bij een hydrothorax is het afhankelijk van de locatie van het vocht in de borstkas en de ligging van de foetus in de baarmoeder of er tijdens de ingreep aan een zijde of aan beide zijde van de borstkas een shunt moet worden geplaatst.
Na de ingreep
Na de behandeling wordt u met bed terug gebracht naar uw kamer. U heeft dan minimaal zes uur bedrust. De ochtend na de ingreep wordt een echo gemaakt waarna u met ontslag kunt. De volgende controle op de polikliniek voor foetale behandeling zal na ongeveer 7 tot 10 dagen plaatsvinden.
Heeft u vóór die afspraak vragen of klachten, neem dan gerust contact op met ons via 071-526 0900 of mail naar verloskunde@lumc.nl .
Complicaties na de ingreep
Mogelijke complicaties na de shuntplaatsing zijn gebroken vliezen, (extreme) vroeggeboorte, infectie of opnieuw verstoppen van de shunt. In sommige gevallen heeft de shunt niet het gewenst effect, en kan het kind overlijden als gevolg van aandoening. Risico’s voor moeder zijn heel laag. In sommige gevallen loopt er na de ingreep vruchtwater of bloed in de buik van moeder wat kan zorgen voor buikpijn of pijn in de schouder.
Follow-up na de ingreep
Voorbereiding op de ingreep
Er wordt gestart met het maken van een echo. De conditie van de kind wordt nogmaals beoordeeld en ook de plek waar geprikt zal worden wordt bepaald.
Ter voorbereiding op de ingreep worden zo veel mogelijk materialen van tevoren klaar gezet. De laatste voorbereidingen treffen we als u op de kamer bent.
Na de ingreep wordt u regelmatig gecontroleerd in het LUMC. Tijdens deze controles wordt er gekeken naar de conditie van de foetus en of de shunt goed werkt. Soms wordt gezien dat een shunt in eerste instantie goed werkt, maar na verloop van tijd niet meer. Dan is het soms nodig nogmaals een shunt te plaatsen.
Bevalling
De manier van bevallen is in overleg met de behandelend gynaecoloog. Als er een of meerdere shunts geplaatst zijn, is het belangrijk dat u bevalt in een ziekenhuis met een NICU (neonatale intensive care unit), het liefst in het LUMC. Lees voor meer informatie verder bij LUTO en hydrothorax voor specifieke informatie over het vervolg na een ingreep.