Proefschriften
Proefschriften
Op 7 juli 2021 promoveerde Manon Gijtenbeek op cardiovasculaire aandoeningen bij monochoriale tweelingen. In haar proefschrift liet ze onder andere zien dat hartafwijkingen voorkomen bij ongeveer 11% van de tweelingen die behandeld zijn met laserbehandeling voor het tweelingtransfusiesyndroom. Klik hier om het proefschrift van Dr. Gijtenbeek te lezen.
Het foetale therapie team van het LUMC staat voor optimale diagnostiek
Foetale parvo
Diagnose
Wat is foetale parvo?
Besmettingsroute
Het virus wordt overdragen door druppeltjes uit de luchtwegen, net als bij verkoudsheidsvirussen. Vervolgens infecteert het virus de rode bloedcellen die zich nog aan het ontwikkelen zijn in het beenmerg. De meeste mensen maken de infectie door op de kinderleeftijd en dan is het beloop onschuldig. Bij kinderen bestaan de verschijnselen vooral uit koorts en een huiduitslag. Deze klachten herstellen na een aantal dagen spontaan. Als de infectie eenmaal is doorgemaakt, kan men nooit meer opnieuw besmet raken. Antistoffen tegen Parvovirus B19 blijven levenslang aanwezig. Besmetting met het virus vindt meestal plaats binnen het gezin, bijvoorbeeld doordat oudere broertjes of zusjes besmet zijn. Als iemand om andere redenen intensief contact heeft met kleine kinderen, bijvoorbeeld door werk in de kinderopvang, kan besmetting daar ook plaatsvinden.
Foetale parvo is een ziekte die wordt veroorzaakt door Parvovirus B19. Parvovirus B19 is een virus dat veel voorkomt onder de bevolking, ongeveer 50-70% van de mensen heeft ooit een infectie met parvovirus B19 doorgemaakt. De infectie staat ook wel bekend als ‘de vijfde ziekte’.
Besmetting tijdens de zwangerschap
Als een zwangere nooit eerder een infectie met het parvovirus heeft doorgemaakt en besmet raakt tijdens de zwangerschap kan het beloop ernstig zijn voor de foetus. Het virus kan via de placenta (moederkoek) de foetus infecteren. Vervolgens tast het virus de rode bloedcellen van de foetus aan, waardoor er een ernstige bloedarmoede ontstaat. Hierdoor moet het hart van de foetus harder werken om genoeg bloed rond te pompen naar de organen. Als het hart dit niet kan bijbenen, kan zich vocht ophopen in verschillende delen van het lichaam van de foetus. Dit vasthouden van vocht is te zien op de echo en wordt hydrops foetalis genoemd. De kans dat het virus wordt overgedragen via de placenta is ongeveer 40-50%. Bij ongeveer 9% van de zwangeren die besmet raakt, verloopt de infectie ernstig voor de foetus. Een ernstig beloop komt vrijwel alleen voor als de infectie optreedt in de eerste 20 weken van de zwangerschap. Aangenomen wordt dat in de tweede helft van de zwangerschap de infectie milder verloopt voor de foetus, aangezien het foetale afweersysteem dan al op gang gekomen is.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Vaak komt de aandoening aan het licht doordat bij de 20-weken echo vermoed wordt dat er sprake is van hydrops foetalis (vochtophoping bij de foetus). De zwangere wordt dan verwezen naar de gynaecoloog voor aanvullend onderzoek. Het kan ook zo zijn dat er in het gezin de ‘vijfde ziekte’ is vastgesteld. Indien dit gebeurt in de eerste 20 weken van de zwangerschap kan bij de zwangere dan aanvullend bloedonderzoek gedaan. In het bloed kan worden gezien of de zwangere antistoffen heeft gemaakt tegen het virus en op deze manier al beschermd is tegen de ziekte. Dit wordt gemeten via een IgG-bepaling. Als dat niet zo is, moet het bloedonderzoek 2 tot 3 weken later nogmaals uitgevoerd worden. In dit herhaalde bloedonderzoek zal middels een IgM en IgG-bepaling gekeken worden of de zwangere besmet is geraakt met het virus. Als blijkt dat de zwangere besmet is geraakt, dient tijdens de zwangerschap nauwlettend met echo-onderzoek vervolgd te worden om zo bloedarmoede van de foetus tijdig op te sporen.
​
Waar wordt op de echo naar gekeken?
De echoscopist beoordeelt de beweeglijkheid van uw kind, de hoeveelheid vruchtwater, en verricht een aantal metingen waarmee geprobeerd wordt te voorspellen of uw kind wel of geen bloedarmoede heeft. Deze metingen bestaan o.a. uit het opmeten van de grootte van het hart. Het hartje van een foetus met bloedarmoede kan vergroot zijn, omdat het extra hard moet werken. Na de geboorte krijgt het hart de normale grootte weer terug.
Ook worden tijdens het echo-onderzoek bloedstroomsnelheden bij uw kind gemeten, het Doppler onderzoek. Bij bloedarmoede wordt het bloed minder stroperig en gaat daardoor sneller stromen. De bloedstroomsnelheid wordt gemeten in een slagader in het hoofdje.
Als de foetus veel vocht vasthoudt, dan is vrijwel zeker sprake van ernstige bloedarmoede bij het kind. Hydrops foetalis is een teken van ernstige ziekte. Als de foetus nog geen hydrops foetalis heeft, wordt geprobeerd met de frequente controles zo vroeg mogelijk de bloedarmoede te ontdekken en te behandelen voordat de foetus vocht gaat vasthouden.
Ouderbegeleiding
De diagnose foetale Parvo kan een grote impact hebben op het leven van (aanstaande) ouders. Om ouders te begeleiden en steunen tijdens deze intensieve en soms onzekere zwangerschap heeft het LUMC een zeer betrokken ouderbegeleiding beschikbaar. Zij staan de zwangere en haar partner bij tijdens spannende, verdrietige en mooie momenten, en bieden ondersteuning bij logistieke vragen. Zij blijven ook na de geboorte betrokken als het kind op de NICU ligt.
Behandeling
De ernstige bloedarmoede kan behandeld worden met een intrauteriene transfusie (IUT). Voor de behandeling van parvovirus B19-infecties is vaak maar 1 IUT nodig in tegenstelling tot sommige andere aandoeningen. Bij zeer ernstig zieke foetussen met parvovirus B19 is soms een 2e IUT nodig. Voor meer informatie over de behandeling met IUT, klik hier.
Neonatale zorg
De meerderheid van de kinderen herstelt goed na een IUT. Meestal verloopt de rest van de zwangerschap ongecompliceerd en worden de kinderen na een normale zwangerschapstermijn met een goede start geboren. De bloedarmoede is dan al voor de geboorte hersteld, het kind heeft de infectie geklaard en kan volledig zelf gezonde rode bloedcellen aanmaken. De infectie kan niet meer terugkomen.
Langetermijnzorg
De meeste kinderen ondervinden geen langetermijngevolgen van de infectie. Zij ontwikkelen zich normaal. Er zijn enkele kleine onderzoeken bekend waaruit blijkt dat kinderen die een IUT vanwege een parvovirus B19-infectie hebben doorgemaakt mogelijk meer kans hebben op een ontwikkelingsachterstand. Het is nog onduidelijk of dit het gevolg is van de infectie of van de ernstige bloedarmoede. Na de geboorte zal het kind dan ook tot het 8e levensjaar een aantal keer uitgenodigd worden voor vaste controlemomenten bij de kinderarts om de ontwikkeling te vervolgen.